printen

4.6 Vangvoorzieningen, overkappingen en veiligheidszones

Bij het monteren en werken op een steiger kunnen materialen naar beneden vallen. Er moet voorkomen worden dat ze op personen vallen die onder of bij de steiger lopen of werken. We bespreken een aantal vangvoorzieningen en het inrichten van een veiligheidszone.

Kantplanken  zijn een vangvoorziening, maar deze zijn een onderdeel van  het leuningwerk. Zie daarvoor paragraaf 4.3 Leuning kantplanken en dakrandbeveiliging.

Preventie en bescherming

Om te zorgen voor een veilige werkomgeving kun je twee dingen doen:

  • voorkomen dat dingen vallen door bijvoorbeeld voorzieningen aan te brengen
  • zorgen voor bescherming als de dingen vallen.

De eerste aanpak heet in de Arbowet een ‘bronoplossing’: je pakt de problemen bij de bron aan. Preventief dus. Bij de tweede aanpak doe je niet aan preventie, maar alleen aan bescherming.

Bij de preventieve aanpak breng je voorzieningen op de werkvloer aan die ervoor zorgen dat niets naar beneden valt. Voorbeelden hiervan zijn:

  1. afdichting/bekleding van de steiger
  2. dichte hekken of schotten langs de werkvloeren die hoog genoeg zijn
  3. een vangvoorziening ter hoogte van de werkvloer.

Bij de tweede aanpak breng je voorzieningen aan beneden de werkvloer. Voorbeelden daarvan zijn:

  1. een vangvoorziening [zoals vangschotten] onder het werkvloerniveau
  2. een overkapte doorgang of toegang
  3. een veiligheidszone, beneden rondom de steiger.

Je kunt ook kiezen voor een combinatie van deze voorzieningen. Hieronder volgt een toelichting op de genoemde voorzieningen.

  1. Afdichting/bekleding van de steiger
    Met het afdichten of bekleden van een steiger voorkom je dat materialen van de steiger vallen. Dit heeft nog andere voordelen, het zorgt ook voor een beter werkklimaat binnen de steigerconstructie.

Afdichting of bekleding mag je niet gebruiken als vervanging van leuningwerk. Zie ook paragraaf 4.5 Afdichten en bekleden.

  1. Dichte hekwerken of schotten
    Dichte hekwerken of schotten worden veelal gecombineerd met een bovenleuning. Maar alleen als de hekken of de schotten net zo sterk zijn als het leuningwerk hoeft dit niet

Hekwerken of schotten moeten aan de volgende eisen voldoen:

  • Ze moeten minstens 1000 mm hoog zijn, maar liever nog 1200 mm hoog.
  • De mazen van het hek mogen niet breder dan 50mm zijn, en de maasgrootte niet groter dan 100 cm2
  • Ze moeten aansluiten op de werkvloer.
  • Ze moeten goed zijn vastgezet.

Wanneer een hekwerk of schot op de steiger wordt aangebracht, komt er meer winddruk op. De steiger moet dan grotere krachten kunnen weerstaan. Dat kan de sterkte en stabiliteit van de steiger in gevaar brengen. Daarom moet je dit punt in de berekening zijn meegenomen.

  1. Vangvoorziening ter hoogte van werkvloer
    Een vangvoorziening op werkvloerniveau is een bronoplossing en kan bestaan uit een constructie met netten of een beplating. Voor deze vangvoorziening gelden de volgende eisen:
  • De vangvoorziening moet minstens 1000mm breed zijn en aangebracht worden onder een hoek van maximaal 60º met de staanders (zie figuur 22). Bij een hoek van 60° steekt de voorziening dan ongeveer 850 mm uit. Bij een hoek van 45° steekt hij ongeveer 700 mm uit.
  • De vangvoorziening moet aansluiten op een dichte vloer.
  • Bij netten mag de maaswijdte niet groter zijn dan 100 cm². De breedte van de maas mag niet groter zijn dan 50 mm.
  • Dubbel leuningwerk langs de werkvloer blijft verplicht.

 


 

Figuur 22: Vangvoorziening aan de werkvloer.

  1. Vangvoorziening onder het werkvloerniveau
    Een vangvoorziening onder het werkvloerniveau kan aansluiten op een lager gelegen werkvloer (figuur 23) of doorlopen tot aan de gevel (figuur 24). Het is dan geen bronoplossing meer. Bouw de vangvoorziening altijd volgens tekening.

 

 

 

 

Figuur 23: Vangvoorziening aan een lager gelegen werkvloer.

 

Figuur 24: Vangvoorziening tot aan de gevel.

 

Y

X

3 m

1,5 m

5 m

2 m

7 m

2,5 m

9 m

3 m

10 m

3 m

 

Figuur 25: Relatie tussen valhoogte Y en uitsteekbreedte X.

  1. Overkapte doorgang of toegang

Een andere vangvoorziening beneden het werkvloerniveau is een overkapte doorgang.

Een overkapping is ook nodig voor toegangen tot de bouw en op plaatsen waar je in een onveilige zone komt. Dat is bijvoorbeeld de plaats waar je gaat staan om de bouwlift te bedienen.

  1. Veiligheidszone

Bij een veiligheidszone, beneden naast de steiger, is vooral de breedte van die zone belangrijk. Een breedte van ongeveer 3 m is voldoende, want de meeste voorwerpen vallen recht naar beneden. Dat kun je ook zien in figuur 25: de uitsteekbreedte van een vangvoorziening hoeft bij een valhoogte van 9 of 10 m niet groter dan 3 m te zijn.

Wat wel kan gebeuren is dat vallende voorwerpen onderweg een constructiedeel raken. Daardoor kunnen ze verder van de steiger terechtkomen. Dat speelt bijvoorbeeld bij grotere valhoogten. Ook de windspelenheef dan invloed. Daarmee moet je dus rekening houden bij het bepalen van de breedte van de veiligheidszone.

In figuur 26 zie je de breedte van veiligheidszones bij verschillende werkhoogtes. Deze gelden vooral op plaatsen waar veel publiek in de buurt van de steiger komt.

 

 

Relatie werkhoogte en breedte van de veiligheidszone

Werkhoogte (m)

Veiligheidszone (m)

10

3

15

3

20

4

30

5

40

6

50

7

90

11

100

12

110

13

120

14

130

15

140

16

Figuur 26: Breedte van de veiligheidszone

naast een steiger bij diverse werkhoogtes.

Een veiligheidszone moet je duidelijk afzetten, zodat er niemand kan komen. Je moet ook duidelijk zichtbaar aangeven dat het een veiligheidszone is.