printen

4.4 Ladders en trappen

Steigervloeren kun je bereiken via een ladder of trap. Een ladder of trap moet je ook als vluchtweg kunnen gebruiken. Hieronder zie je schematisch een aantal mogelijke opgangen.

 

 

Figuur 11: Voorbeeld van afspraken over klimvoorzieningen, afhankelijk van hoogte en werkzaamheden

Ladders en ladderopgangen

In steigers gebruik je meestal stalen of aluminium ladders, maar houten ladders zijn ook toegestaan.

Bij een ladderopstelling gelden de volgende regels:

  • Plaats de ladder op een vaste ondergrond.
  • Borg de ladder (aan de bovenzijde) tegen wegglijden naar opzij, bijvoorbeeld met een draaikoppeling aan een ligger of korteling.
  • Plaats de ladder onder de juiste hoek (65° tot 75°). Daarbij kun je het volgende hulpmiddel gebruiken: ga met de neus van je schoenen tegen de ladderstijlen staan en strek je armen recht vooruit. Als je dan makkelijk een sport kunt vastpakken, staat de ladder onder de juiste hoek (zie figuur 12).
  • Laat de ladder minstens 1 m boven de vloer uitsteken waar je op moet stappen. Je mag ook één van de ladderstijlen verlengen tot 1 m boven de vloer (bij een stalen ladder), of een andere voorziening aanbrengen die 1 m boven de vloer zit.
  • Ladders die buiten de steiger staan (om de onderste steigervloer te bereiken) zet je evenwijdig aan de steiger. Dat doe je door een korteling te laten uitsteken, waartegen je de ladder laat rusten en waaraan je hem vastmaakt.
  • Zorg dat de toegang tot de steigervloer net zo veilig is als de steiger zelf. Dit geldt bijvoorbeeld voor een draaibare toegang tot de steiger, een zelfsluitend klaphekje bij de ladder (zie figuur 13) en een zogeheten ‘safety bar’ die direct toegang geeft tot de werkvloer.
  • Zorg voor een trapgatbeveiliging bij ladderopgangen die niet direct toegang geven tot de steigervloer, zoals aparte ladderopgangen of interne ladders. Je brengt dan een leuning aan bij de bovenste vloeropening. Als er verspringende ladders in de steiger zitten, dan breng je aan de ‘rugzijde’ een leuning aan. Daarmee voorkom je dat je per ongeluk in de opening stapt. Je mag niet over het leuningwerk klimmen als je van de ladder komt.
  • Houd als maximale klimhoogte (met één ladder) 6 m aan. Bij een grotere klimhoogte is het valgevaar namelijk veel groter.

 

 

Figuur 12: Opstellingshoek van een ladder.

 

 

Figuur 13: Klaphekje.

Ladderopgangen

Ladderopgangen kun je binnen of buiten de steiger aanbrengen (zie figuur 14).

Bouw je de ladderopgang binnen de steiger, dan verlies je vloerruimte en maak je een ‘gevaarlijke’ opening in de werkvloer.

Bouw je de ladderopgang buiten de steiger, dan is er geen verlies van vloerruimte.

Een ladderopening in een werkvloer of bordes mag niet groter zijn dan nodig is voor normaal gebruik. Plaats de ladders boven elkaar (zie figuur 15). Op deze manier beperk je het gevaar om in de vloeropening te stappen. De bovenste vloeropening moet aan de ‘rugzijde’ leuningwerk hebben, om te voorkomen dat je per ongeluk in de opening stapt.

 

 

Figuur 14: Mogelijkheden ladderopgang

 

 

Figuur 15: Ladders boven elkaar.

 

Voordelen trappenhuis

Met een trappenhuis heb je een veilige manier om van de ene naar de andere werkvloer te komen. De voordelen ten opzichte van een ladder zijn:

  • Een trap is makkelijk om op te lopen. Hij is minstens 600 mm breed en heeft brede aantreden (minstens 125 mm).
  • Een trap heeft dubbel leuningwerk aan beide kanten (zie figuur 16).
  • Bij het beklimmen van een trap heb je minstens één hand vrij.
  • De helling van een trap is minder steil dan bij een ladder, zodat je rechtop kunt lopen als je de trap beklimt.

 

 

Figuur 16: Trap met leuningwerk.

Bij steigers gaat het meestal om prefab trappen. Als de treden van hout zijn gemaakt, dan is dat ongeschaafd hout. Als ze van multiplex zijn gemaakt, dan hebben ze een antislip-laag. En als de treden van staal zijn, dan is dat geperforeerd plaatstaal om uitglijden te voorkomen.

Er zijn twee soorten trappenhuizen:

  • een trappenhuis met trappen boven elkaar (zie figuur 17) en omloopbordessen
  • een trappenhuis met trappen naast elkaar (zie figuur 18), met bordessen aan de koppen van de trap.

 

 

Figuur 17: Trappen boven elkaar.

 

 

Figuur 18: Trappen naast elkaar.

 

Een trappenhuis kun je binnen of buiten de steiger aanbrengen. 

Met systeemtrappen kun je een hoogte van 2 m overbruggen. Als de werk- of verdiepingsvloeren meer of minder dan 2 m uit elkaar liggen, dan maak je een aanpassing met pijpen en koppelingen.

 

.

 

 

 

Figuur 19: Mogelijke plaatsen voor een trappentoren.

 

Vluchtwegen

Voor vluchtwegen gelden strenge regels:

  • Als je horizontaal meer dan 30 m moet lopen om in veiligheid te komen, dan moeten er minstens twee vluchtwegen zijn.
  • De horizontale en verticale loopafstand samen (lopen plus klimmen) mag niet meer dan 54 m zijn.

We geven een voorbeeld. In een tank met een diameter van 20 m en een hoogte van 24 m moet je voor twee vluchtwegen zorgen.

Alleen als je door een RI&E kunt aantonen dat minder vluchtwegen ook genoeg zijn, dan hoef je niet voor twee vluchtwegen te zorgen.

Trappenhuizen worden ook wel ook wel eens als vluchtweg voor het personeel op de bouw, bijvoorbeeld bij dakbedekkingswerkzaamheden toegepast. Of als vluchtweg voor derden, bijvoorbeeld voor het personeel van een bedrijf dat in het pand werkt.

De vluchtwegen moeten duidelijk herkenbaar zijn, en ook zichtbaar als bijvoorbeeld het licht uitvalt. Daarom moet je bordjes of (lichtgevende) pijlen aanbrengen die de vluchtwegen aanwijzen.